HEEMKUNDIGE KRING

BR. CHRISTOFOOR

OUDENBOSCH

HEEMKUNDIGE KRING

BR. CHRISTOFOOR

OUDENBOSCH

 

Beknopte geschiedenis van Oudenbosch.

door Bernard den Braber

 

In december 1275 schonken Arnoud van Leuven en zijn gade Elizabeth, heer en vrouwe van Breda, aan de Cisterciënzer Abdij van St.-Bernaarts in Hemiksem (bij Antwerpen) de rechten over Gastel met daarbij het gehele grondgebied van het Baerlebosch, tweehonderd bunder moer en een weg en waterloop daarheen. Deze schenkingsakte uit 1275 wordt algemeen gezien als het geboortekaartje van Oudenbosch. De naam Baerlebosch wijst op een bos gelegen aan het verdwenen meer Barlaec, dat destijds ten noordwesten van het huidige Oudenbosch lag.

Het geschonken gebied was woest en nagenoeg onbewoond. Het werd in het westen begrensd door de Roosendaalse Vliet, in het oosten door het Overste Overmeer, in het noorden door de rivieren de Mark en de Striene en in het zuiden door het Dorlichterven, in de buurt van de huidige Kapelberg tussen Roosendaal en Gastel.

In april 1280 keurde hertog Jan I van Brabant de schenking goed. Toen Elisabeth en Arnoud in respectievelijk 1281 en 1287 kinderloos stierven, werd het land van Breda verdeeld onder twee verre verwanten van Elisabeth, te weten Raso van Gaveren en Gravure van de St.-Bernaarts Abdij in HemiksemGerard van Wesemaal. Raso kreeg de stad Breda en omgeving, Gerard het gebied rond Bergen op Zoom. Een tussenliggende strook met Steenbergen, Gastel en Baerlebosch werd niet verdeeld, maar gemeenschappelijk eigendom van de Heren van Breda en Bergen op Zoom. Grondheer van Gastel en Baerlebosch bleef de St.-Bernaarts Abdij.

 

Geholpen door lekebroeders en gehuurde arbeiders begonnen de Cisterciënzer monniken het gebied te ontginnen. In het dunbevolkte gebied waren echter weinig pachters te vinden, totdat besloten werd de grond in eeuwigdurende pacht te geven met een tiendrecht voor de abdij. Toen stroomden de belangstellenden toe.

In het begin richtte men zich vooral op het winnen van turf uit de zilte moerasgrond. Voor het vervoer daarvan en de afwatering van de veengrond werden 'vlettevaarten' (turfvaarten) gegraven. Zo ontstond in 1300-1301 de Vlettevaart, die van de rivier Barlaec in het noorden via het Turfhoofd en het West- en Oost-Vaardeke naar Bosschenhoofd en Rucphen in het zuiden liep. Namen als Turfhoofd, Oost-Vaardeke, West-Vaardeke, Vaartweg, Zwarthoofdseweg en Bosschenhoofd herinneren daar nog aan. Het noordelijke stuk van deze Vlettevaart kennen wij heden ten dage nog als de haven van Oudenbosch.

 

Bij de uitmonding van deze vaart in de Barlaec ontstond ter hoogte van de tegenwoordige Schans een dorpje, dat op 21 maart 1310 wegens de grote afstand tot de kerk in Gastel een zelfstandige parochie werd. In een stuk uit 1332 wordt de vestiging Nieuwenbosch genoemd. Daar komen wij in 1344 ook de eerste schepenen tegen, te weten Jacop Diederyckzone en Jan vander Bruggen. Met goedkeuring van de bisschop van Luik werd in 1358 in Nieuwenbosch een rectoraat gesticht, bestaande uit een kerk, pastorie en kerkhof.

 

Een lang leven was Nieuwenbosch echter niet beschoren. Op 17 november 1421 verdween het met de rest van noordwest Brabant tijdens de St. Elisabethsvloed in de golven. De inwoners vluchtten naar de hoger gelegen 'dyc' (Bosschendijk) in het zuiden. Op een kruispunt van wegen (de ‘Wagenhoeck’), vanwaar postkoetsen vertrokken naar Breda, Antwerpen en Bergen op Zoom, ontstond daar een nieuw dorpje. Deze vestiging kreeg de naam Oudenbosch. Daar werd in 1425 op de plaats van de huidige r.k. begraafplaats een nieuwe kerk gebouwd, die tot het einde van de 19e eeuw de horizon van Oudenbosch zou domineren. Pas na de voltooiing van de basiliek werd hij afgebroken (1893).

 

Door de St. Elisabethsvloed van 1421 was ten noorden van Oudenbosch een binnenzee ontstaan. Over dit water kwam vrij spoedig een veerdienst tussen Oudenbosch en de belangrijke handelsstad Dordrecht tot stand. Deze drukke verbinding tussen Brabant, Zeeland en Vlaanderen aan de ene en Holland aan de andere kant, zorgde voor een opleving van de arme bevolking.

Dat werd nog versterkt door het besluit van 13 januari 1462 van Jan II van Glymes, heer van Bergen op Zoom —bijgenaamd Jan met den Lippen— waarbij hij Oudenbosch als enige dorp in zijn gebied het recht gaf van een vrije weekmarkt, accijnsheffing op bier en wijn en tolheffing ten behoeve van het onderhoud van straten en wegen.

Enkele jaren eerder was men begonnen met de bedijking van het gebied ten noorden van Oudenbosch, waardoor de polder van de Oude- en Nieuwe Landen (het 'Oudland')  ontstond. Vermeldenswaard is nog dat Keizer Karel V op 31 mei 1515 in Oudenbosch overnachtte. De volgende dag vertrok hij met het veer naar Dordrecht.

 

Uit het Land van Bergen op Zoom ontstond in 1533 het Markizaat. Oudenbosch werd aangewezen als hoofdplaats van het 'Oostquartier' en zetel van de drossaard. Het kreeg evenwel een enorme terugslag toen in 1566, wegens de vele klachten 'dagelycx gebeurende opt Veer tusschen Dordrecht enden Oudenbossche (...) tot meerdere bequaemheyt vanden reysenden coopman oft passagiers' het veerhoofd van Oudenbosch verlegd werd naar Heer Janslandt, ten noorden van Gastel. Beeldenstormen, die links en rechts plaatsvonden, inspireerden een bende dieven in hetzelfde jaar om zich met geweld toegang te verschaffen tot de kerk en deze te beroven.

Tot overmaat van ramp brak twee jaar later de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) uit, waarin West-Brabant talrijke malen het decor was van plunderende en brandstichtende troepen. Bovendien moest de toch al armlastige bevolking de ene keer de Spaanse en de andere keer de Staatsche Troepen van de Verenigde Republiek der Nederlanden van foerage voorzien. Alsof dat nog niet genoeg was, plunderden Staatsche soldaten uit teleurstelling over het verlies van Steenbergen in augustus 1583 Oudenbosch en staken het vervolgens in brand.

Vele inwoners pakten hun schaarse bezittingen bijeen en trokken naar elders. Het handjevol achterblijvers werd in 1604/05 geteisterd door een pestepidemie. Oudenbosch telde toen nog tien (!) bewoonde huizen en op vier gezinnen na waren alle inwoners aangetast door de pest. Ook pastoor Nicolaas van Cauweghem hield het toen maar voor gezien. Met de wapenstilstand van 1609  trad een betrekkelijke rust in. Veel gevluchte mensen keerden terug.

 

Met het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 kwam ook een einde aan de godsdienstvrijheid. Het 'paapsche' geloof werd verboden en de katholieken moesten hun kerk afstaan aan de hervormden. Voor de uitoefening van het geloof waren zij aangewezen op schuilplaatsen. Volgens de overlevering gebeurde dat in Oudenbosch aanvankelijk in het huis 'De Warande' in het Oudland. In 1684 kregen de katholieken toestemming een zgn. schuurkerk te bouwen achter de herberg Schuttershof, die gelegen was op de huidige overgang van de Polderstraat en het Doelpad. Voor de financiering werd onder de gelovigen een inzameling gehouden.

In 1747 braken er opnieuw moeilijke tijden aan, toen in het kader van de Oostenrijkse Successieoorlog het Franse leger Staats-Brabant binnendrong. Op de heide ten zuiden van Oudenbosch lagen Staatse troepen onder leiding van generaal Baron van Schwartzenberg. Stadhouder Willem IV richtte daar gedurende een aantal dagen zijn hoofdkwartier in. In Oudenbosch zelf, dat door generaal Graaf van Lillers (tijdelijk) versterkt werd met een retrenchement (een gracht en een wal van takkenbossen), waren Oostenrijkse soldaten ingekwartierd. Bovendien werden dijken doorgestoken, waardoor grote gebieden ten westen en ten zuiden van Oudenbosch onder water kwamen te staan. Geen wonder derhalve dat er een pestepidemie uitbrak. In 1748 stierven er in Oudenbosch alleen al meer dan honderd mensen, de kleine kinderen niet meegerekend!

Vier jaar later, in 1752, werd een nieuwe schuurkerk gebouwd naast de vervallen en inmiddels veel te klein geworden kerk uit 1684, die op last van de Staten-Generaal afgebroken moest worden. In 1776 verscheen aan de Markt naar een ontwerp van de Bredase architect Canters een nieuw raadhuis, dat als zodanig bijna 200 jaar dienst heeft gedaan. Sinds 1972 biedt het onderdak aan het Zouavenmuseum. Een grote ramp voltrok zich in 1787 toen bij een enorme brand een groot aantal huizen in de Stoofstraat verloren ging.

 

Drie jaar na de Franse revolutie (1789) geraakten Frankrijk en Oostenrijk opnieuw met elkaar in oorlog. Eind 1792 trok generaal Dumouriez naar het noorden om het Oostenrijkse leger bij Jemappes  te verslaan. Na deze overwinning trokken de Fransen verder en op 24 februari 1793 werd Breda ingenomen. De volgende dag vielen ook Klundert en Oudenbosch in Franse handen. Na een bezetting van drie weken trokken de Fransen zich terug, voorzien van de nodige buit. Oudenbosch, dat in die tijd ± 1.750 inwoners telde, bleef opnieuw verarmd achter. Wat ook achterbleef waren de ideeën over volkssoevereiniteit, die met de Fransen meegekomen waren. Onder leiding van Nicolaas Pruymboom werd op 13 mei 1795 het gemeentebestuur van Oudenbosch dan ook aan de kant geschoven en vervangen door een 'municipaliteit'. Daarmee kwam een eind aan het eeuwenoude feodaal bestuur door de markies van Bergen op Zoom en werd een bescheiden begin gemaakt met gekozen volksvertegenwoordigers in het gemeentebestuur.

 

Er waren nog meer veranderingen op til. Zo kregen de katholieken na veel geharrewar in 1799 hun kerk terug, nadat deze ruim anderhalve eeuw voor de eredienst gebruikt was door de hervormden. In 1818/'19 bouwden de hervormden de fraaie nieuwe kerk, die thans nog dominant aanwezig is in de Fenkelstraat. In 1811 kreeg Oudenbosch ook de zetel van het vredegerecht, van 1838 tot 1877 omgevormd tot een kantongerecht. Daarnaast was Oudenbosch van februari 1817 tot december 1861 hoofdplaats van het 17e Militiekanton.

 

De bouw van een koren- en oliemolen en van twee bierbrouwerijen in 1808 waren de voorzichtige voorboden van de industrialisatie, die in de loop van de 19e eeuw ook Oudenbosch mondjesmaat zou bereiken. In de jaren daarna zouden nog meer bierbrouwerijen volgen en in 1830 zagen de eerste boomkwekerijen het levenslicht. In 1862 kreeg de werkgelegenheid een flinke impuls met de bouw van het eerste suikerfabriek langs de haven. Vier jaar later kwam er een tweede suikerfabriek bij. Meer dan 10% van de circa 3.400 inwoners van Oudenbosch vond werk in deze fabrieken. Met een loon van negen gulden per week —jongens en meisjes onder de 16 jaar kregen fl. 3,30— behoorden deze mensen bovendien tot de best betaalde arbeiders en arbeidsters van Oudenbosch. In het midden van de 19e eeuw werd ook druk gewerkt aan de verbetering van de infrastructuur. Zo ging men in 1841 over tot het verharden van de weg naar Bosschenhoofd, waar deze verbinding aansloot op de weg Breda-Roosendaal. In 1854 kreeg Oudenbosch een aansluiting op de toenmalige spoorlijn Antwerpen-Moerdijk, die geëxploiteerd werd door de 'Naamloze Maatschappij van den Spoorweg van Antwerpen naar Rotterdam'. Het stationsgebouw, hoewel een aantal malen verbouwd en uitgebreid, bestaat nog steeds en is daarmee het op één na oudste station van Nederland.  Weer vijf jaar later volgde de oprichting van de gasfabriek en de aanleg van straatverlichting (1859). Tegen het einde van 19e eeuw kwam tenslotte een stoom-tramverbinding met Etten en Steenbergen tot stand. Het fraaie voormalige postkantoor, dat als gebouw nog steeds te bewonderen is aan de Markt, dateert uit 1896/98.

Oudenbosch staat van oudsher bekend als onderwijscentrum. Zo is er in een kerkrekening uit 1498 al sprake van een schoolmeester en werd in 1689 zelfs een Latijnse school opgericht in de Venckelstraat. Maar de naam van onderwijscentrum kreeg pas echt gestalte in het begin van de 19e eeuw. Dat begon in 1830 met de stichting van een instituut voor middelbaar en gymnasiaal onderwijs, het eerste in zijn soort in Nederland. Zeven jaar later werd een huis aan de Wagenhoek ingericht tot een school voor meisjes en weeshuis voor arme kinderen. Dit vormde de aanzet tot de oprichting van de zustercongregatie van St. Anna  in 1838. Twee jaar later verhuisden de zusters naar de voormalige herberg 'Generaal Zoutman' op de hoek van de Weverstraat (St. Annastraat) en Kerkstraat (Markt).  Vanuit dit bescheiden onderkomen is in de loop van de tijd het imposante klooster en pensionaat van St. Anna ontstaan.

Eveneens in 1840 was de congregatie van de 'Broeders van de H. Aloysius van Gonzaga' gesticht in een huis aan de Kaaistraat (Prof. van Ginnekenstraat).  Ook de broeders verhuisden vandaar spoedig naar een herberg. Eind 1841 werd de 'Drie Koningen' van kastelein Diel van Rozendaal aan de Markt gekocht. In de eerste helft van de 20e eeuw verrezen op deze lokatie de indrukwekkende gebouwen van de broeders van St. Louis. Vanuit deze congregatie richtte Jan Huybrechts, beter bekend als Vader Vincentius, in 1842 een school op 'om aan min vermogende en arme jongelingen gratis onderwijs in christelijke leering, lees, schrijf en rekenkunst te geven'.

 

Stimulerende krachten of initiatiefnemers achter deze ontwikkelingen waren vaak pastoor Willem Hellemons èn Hermanus van den Dries, burgemeester van Oudenbosch (1831-1866) en getrouwd met de steenrijke weduwe Anna Melort. Pastoor Hellemons nam ook het voortouw bij de verdediging van de Kerkelijke Staat tegen de Italiaanse nationalist Garibaldi. Van 1864 tot 1870 vormde Oudenbosch dan ook het verzamel- en vertrekpunt van de Nederlandse zouaven, die naar het centrum van Italië trokken om de paus gewapenderhand bij te staan. Pastoor Hellemons was in 1865 ook initiatiefnemer tot de bouw van een nieuwe kerk, een verkleinde kopie van de St. Pieter in Rome, naar een ontwerp van de beroemde architect Cuypers. In hetzelfde jaar werd ook begonnen met de bouw van een nog kleinere replica: de kapel van St. Louis. De bouw van de parochiekerk, inclusief zijn 63 meter hoge koepel, zou 15 jaar in beslag nemen. Pas twaalf jaar na de inwijding (14 september 1880) werd ook de voorgevel, een ontwerp van Prof. van Swaaij naar het model van de St. Jan van Lateranen in Rome, voltooid.  Paus Pius XI schonk  de nieuwe kerk in 1912 de eretitel ‘basilica minor’.

 

Hoewel het gestaag groeiende Oudenbosch het in veel opzichten voor de wind ging, waren er ook tegenslagen. Zo brak in 1866 een ernstige cholera-epidemie uit, die tien slachtoffers vergde. De patiënten werden provisorisch verpleegd in een houten onderkomen aan het Moleneind (Molenstraat). In het najaar van 1873 sloeg de cholera opnieuw toe. Deze keer overleden 15 van de 23 besmette patiënten. Op het hoogtepunt van deze tweede epidemie vond op 27 oktober 1873 de opening plaats van het St. Elisabethgesticht, een 'Gasthuis en Oude Mannen en Vrouwenhuis'. Door een schenking van fl. 27.000,- werd de bouw gefinancierd door Maria Boogaerts, de weduwe van Jan Hopstaken. In de decennia na de opening vonden talrijke uitbreidingen en verbouwingen plaats, zodat op deze plaats aan het West-Vaardeke vanaf 1929 sprake was van een voor die tijd goed geoutilleerd zieken- en gasthuis. In de zomer van 1983 werd het ziekenhuis gesloten. Nadat het in juli en augustus 1989 twee keer kort na elkaar geteisterd was door een brand, is het gebouw gesloopt.

 

In 1900 telde Oudenbosch bijna 5.000 inwoners, die in 900 huizen woonden. Een paar jaar later werd de eerste van de drie suikerfabrieken, die de plaats inmiddels rijk was, gesloten. Daardoor kwamen 150 arbeiders zonder werk te zitten. De beide andere suikerfabrieken gingen kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog dicht. Omdat door deze oorlog de uitvoer naar o.a. de Verenigde Staten stil kwam te liggen, trad ook een ernstige recessie op in de boomkwekerijen. Hoewel een aantal van de 13 kwekerijen die Oudenbosch toen telde, overschakelden op land- en tuinbouwgewassen, werd de werkgelegenheid een ernstige slag toegebracht. Nogal wat, met name pas getrouwde Oudenbosschenaren ging zijn heil elders zoeken, waarbij o.a. de Staatsmijnen bij Brunssum (Zuid-Limburg) populair waren.

De mensen die bleven zagen dat in 1921 een openbaar elektriciteits- en waterleidingnet aangelegd werd en dat het kerkbestuur in 1924 de openbare school overnam van de gemeente. Zeven jaar later zouden de broeders van St. Louis op hun beurt deze school weer overnemen van de kerk.

 

Volgens de overlevering heeft pastoor Hellemons ooit voorspeld dat Oudenbosch gespaard zou blijven voor grote rampspoed. Toeval of niet, feit is dat in vergelijking tot de dramatische gebeurtenissen elders de Tweede Wereldoorlog in Oudenbosch relatief rustig voorbijgegaan is. Natuurlijk was er ook hier sprake van veel persoonlijk leed, maar tot de bevrijding op 30 oktober 1944 door de Amerikaanse Timberwolves-divisie heeft Oudenbosch nooit in de frontlinie gelegen en ook toen vonden de gevechten voornamelijk rondom de rivier de Mark in het uiterste noorden plaats. De materiële schade bleef beperkt. Ook de watersnood van 1 februari 1953 liet Oudenbosch vrijwel ongemoeid: het wassende water kwam niet verder dan het poldergebied ten noorden van de bebouwde kom.

 

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de industrialisatie van Oudenbosch pas goed op gang. Langs de haven, de oevers van de Mark, de spoorlijn naar Roosendaal en in de jaren '80 ook langs de Bosschendijk naar Hoeven verrezen industrieterreinen. Sinds 1945 is daarnaast op grote schaal nieuwbouw gepleegd, eerst ten noorden van de bebouwde kom (Kom-Noord), later gevolgd door uitbreidingsplannen in het zuidoosten (Pagnevaart), oosten (Velletri), het westen (Spui) en zuiden (Albano). Met name de wijken Velletri en Spui boden in de jaren '70 van de vorige eeuw onderdak voor inwoners, die zich van elders —vooral vanuit de Randstad— in Oudenbosch kwamen vestigen. Het inwonertal ging in die jaren dan ook spectaculair omhoog van 9.346 op 1 januari 1970 tot ruim 12.000 tien jaar later. Sindsdien is de groei van de bevolking afgevlakt.

Op 1 januari 1997 is Oudenbosch opgeheven als zelfstandige gemeente. Vanaf die datum vormt het samen met Hoeven en Oud en Nieuw Gastel de gemeente Halderberge.

 

Bronnen:

H. Levelt, Oudenbosch in heden en verleden. – Zundert, 1931.

F.J. Hulst [eindred.], Tussen Baarlebosch en Halderberge : twee eeuwen gemeente Oudenbosch, 1796-1996. – Oudenbosch, 1996.

 

Postadres:  Heemkundige Kring Br. Christofoor, Markt 30b, 4731 HP Oudenbosch.

vormgeving en onderhoud: Bernard den Braber

Bezoek ook onze facebook pagina.

Postadres:  Heemkundige Kring Br. Christofoor, Markt 30b, 4731 HP Oudenbosch.

vormgeving en onderhoud: Bernard den Braber

Bezoek ook onze pagina's op facebook en instagram